“Op dit moment zweef ik een beetje tussen de labels”
De Daarlerveense Guus is sinds begin 2020 ‘uit de kast’. In eerste instantie neigde hij naar het label biseksueel, maar tegenwoordig voelt hij zich fijner bij het homoseksuele label. Maar waarom gebruiken we eigenlijk labels? Is dit wel nodig?
Switchboard, advies- en informatiedienst van het COC, geeft aan wat voor soorten labels wij op dit moment in Nederland kennen. “Lesbian, gay, bisexual, transgender, queer, intersexual, asexual, pansexual zijn termen die dagelijks voorkomen”, wordt verteld.
“Ik was in 2019 op wintersport met mijn beste vriend”, vertelt Guus. “Op een gegeven moment keek ik hem aan en dacht ik: vind ik het gewoon heel leuk om met jou op wintersport te zijn, of vind ik jou stiekem een beetje leuk? Uiteindelijk heb ik dit aan een andere goede vriend verteld. Hij was al een tijdje uit de kast. “Als je het alleen al denkt, dan is het waarschijnlijk ook zo”, zei hij.”
Guus is een paar maanden later uit de kast gekomen. “Mijn ouders reageerden eigenlijk heel goed. Ik ben hun kind, dus ze weten natuurlijk wie ik ben en hoe ik ben. Ze hadden het eigenlijk wel een klein beetje zien aankomen, maar ze dachten eigenlijk: “Oh, nu al?”. Mijn vrienden reageerden allemaal ook goed.”
“Daarna heb ik Tinder gedownload, maar ik heb dit wel gefilterd op jongens én meiden. Ik merkte namelijk dat ik mezelf echt nog moest ontwikkelen. Eerst voelde ik me comfortabel onder het label biseksueel. Ik voelde me aangetrokken tot jongens, maar meiden vond ik ook nog steeds heel interessant. Inmiddels neig ik meer naar het homoseksuele label. Ik vind meiden namelijk nog steeds wel interessant, maar ik zie geen romantische relatie voor me met een vrouw. Ik zie mezelf later wel samenleven met een man. Als je kritisch naar de labels zou kijken, zweef ik er eigenlijk een beetje tussen op dit moment.”
De 61-jarige Harm kwam in 1981 al uit de kast en heeft sinds een paar jaar zijn eigen Gay Life coaching praktijk, genaamd VRIJ/MOEDIG. Volgens Harm hoeven labels niet afgeschaft te worden, maar het moet wel duidelijk zijn dat er meer achter deze labels zit.
“Eigenlijk staan labels gelijk aan het ‘hokjesdenken’. Op het moment dat je namelijk uit de kast komt als onderdeel van de LHBTI+ community, is het heel moeilijk om je plek in deze community te vinden. Binnen deze grote groep heb je namelijk nog meer hokjes. Dat is niet bevorderlijk voor jonge mensen die zichzelf moeten leren kennen in een nieuwe groep, met als doel stevig in je schoenen te staan.”
Harm geeft aan dat je van labels naar groepen moet denken. “Als je opgroeit, zit je in een bepaalde groep. Deze groep ken je goed, het geeft een veilig gevoel. Als het gaat om je eigen ontwikkeling, word je echter gedwongen uit deze groep te gaan en je te voegen bij een andere groep. Deze is niet hetzelfde is als je vroegere omgeving, maar is wel nodig om jezelf beter te leren kennen. Je leert namelijk je eigen kleuren te kennen door onder soortgelijke mensen te zijn. Wat voor mensen er dan in deze groep zitten, maakt niet uit. Deze groep hoeft namelijk niet gelabeld te worden. Zolang jij jezelf daar maar laat zien, zodat ze jou kunnen steunen.”
Guus geeft aan dat hij in principe geen moeite heeft met labels, maar soms vraagt hij zichzelf wel af waarom je per se onder een label moet vallen. “Persoonlijk zou ik labels meer gebruiken als hulpmiddel voor mensen die nieuw zijn in de hele ‘scene’. Het kan dan namelijk prettig zijn om je vast te houden aan zo’n label en de mensen die bij dit label horen.”
Harm begrijpt ook dat er jongeren zijn die niet onder een label geplaatst willen worden. Wel is hij van mening dat je de ontwikkeling door moet maken die bij het label hoort. “Deze ontwikkeling maak je dus door in een groep. Het betekent niet dat jij per se in deze groep moet blijven. Als jij namelijk van mening bent dat er een andere groep is waar jij je nog verder kunt ontwikkelen, kun je ook ‘lid’ zijn van meerdere groepen. Als je compleet tevreden bent met jezelf, kun je jezelf weer ‘labelfree’ maken en jezelf los zien van de groep. Zo laat je zien dat je het label hebt doorleefd en dat je weet wat het is. Iedereen mag het zien want jij bent blij met jezelf.”
“Wat je tegenwoordig ziet, is dat er twee groepen zijn,” vervolgt Harm zijn verhaal. “Je hebt een groep jongeren die liever in de grote groep willen blijven. De mensen in de grote groep vinden over het algemeen de labels niet fijn. Zij willen niet ‘bijzonder’ zijn of uit deze veilige grote groep stappen. Ook is er een groep die juist de labels heel prettig vindt. Zo weten ze namelijk precies wie ze zijn. Het maakt in principe niet uit bij welke groep je hoort, zolang je je eigen identiteit goed doorleeft. Daarmee bedoel ik dat als je open bent over jezelf, het voor mensen om je heen veel makkelijker is om met je om te gaan. Zo ervaar je minder weerstand. Op het moment dat je namelijk schimmig bent, blijven mensen zoeken. Eigenlijk kun je daaruit de conclusie trekken dat labels meer voor de buitenwereld zijn, zodat zij het beter begrijpen.”
Guus is van mening dat hij geen label meer nodig heeft om zichzelf te identificeren. “Ik ben al langer uit de kast en ben mezelf nog steeds aan het ontwikkelen. Ik heb een fijne groep mensen om me heen en ik ben op dit moment blij met wie ik nu ben. Ik kan mezelf zijn.”
Harm sluit zich aan bij het verhaal van Guus. “Hoe eerder jij jouw ‘true power’ ontdekt, hoe beter jij je gaat voelen. Mét of zonder label.”