Narratief verhaal: De buurtvrouwen van Welgelegen

“Ik kom er aan er aan”, roept Annemiek (32). “Achterdeur”, schreeuwt ze daarna. De achterdeur gaat open. Het is een koude, grijze woensdagochtend in december. Zo’n decemberochtend die inmiddels standaard is geworden. Een paar jaar geleden had er nog sneeuw in de straten gelegen, nu zijn het vooral de plassen regenwater die opvallen in de Willem Loréstraat in Leeuwarden. Annemiek verwelkomt mij naar binnen terwijl ik mijn fiets op slot zet. “Misschien is het trouwens handiger als je je fiets in de achtertuin zet”, zegt ze. “Anders moet je straks naar huis lopen”, grapt ze erachteraan. Ik loop braaf naar mijn fiets toe, haal ‘m van het slot af en rij de half verroeste tweewieler de achtertuin in.  

 Het is behaaglijk in het 114-jaar oude hoekpand in de wijk Welgelen. Het zachte getik van de radiatoren en het pruttelen van het koffiezetapparaat zorgen voor een huiselijke sfeer. Terwijl Annemiek nog snel haar laatste plant water geeft, vraagt ze of ik ook een bakje koffie wil. Ik sla dit af. “Thee dan?”, vraagt ze. Voordat ze een antwoord hoort, zet ze het theewater al op. Ik heb geen keus, thee zal het worden. We lopen van de keuken, via de gang, de woonkamer in. Het is alsof je je in een andere wereld begeeft. Het lijkt wel alsof de woonkamer rechtstreeks uit een VPRO-magazineartikel over hybride Aziatische tuin- en wooncentra komt. Het is een kleine woonkamer, toch staan er enorm veel spullen. Het meest opvallende object, en er zijn er veel, is dan toch wel de handstoel. “Wat vind je van deze?”, vraagt Annemiek gelijk wanneer we de woonkamer betreden. Wederom beantwoordt ze haar eigen vraag. “Ik vind ‘m een beetje goor, denk ik”, geeft ze aan. De stoel heeft ook wel iets goors. De stoel, die de vorm heeft van een rechtopstaande hand die een soort van kommetje maakt, is uit een stuk hout gesneden. Het heeft dezelfde kleur als een witgeverfde muur die decennialang sigarettenrook heeft moeten verduren. We besluiten om op de bank plaats te nemen. Annemiek geeft aan dat Bonny zo komt. “Dan kunnen we een rondje gaan maken”, zegt ze met een vrolijke blik.  

 Na een minuutje of vijf wordt er op het raam geklopt. Annemiek loopt de woonkamer uit en na een aantal seconden komen Bonny en Annemiek samen de woonkamer binnenlopen. Bonny en Annemiek hebben qua uiterlijk wel wat van elkaar weg. Het is duidelijk dat er over de verschijning is nagedacht, maar toch dragen ze het beide met een tikkeltje nonchalance. Als het een prijsvraag was geweest en je zou op basis van uiterlijk moeten raden op welke politieke partij ze stemmen dan zou GroenLinks geen slechte gok zijn. Los van deze oppervlakkige aannames is deze gok nog helemaal zo gek niet. De reden waarom Annemiek en Bonny op de regenachtige woensdagochtend samen zijn gekomen is namelijk om het over de wijk Welgelegen te hebben. Beide dames zijn, naast hun ‘gewone’ werk, vrijwilligers bij het buurthuis ‘Welgelegen’. Hier zetten zij zich tweemaandelijks in voor hulpbehoevende buurtbewoners. Annemiek geeft al gauw aan dat ze dit puur uit de liefde voor de wijk doet. “Ik ben hier zo’n acht jaar geleden komen wonen, en ik zou hier nooit meer weg willen gaan”. Een bijzondere uitspraak als je de recente krantenkoppen over de wijk hebt gelezen. Alleen dit jaar al waren er twee schietpartijen, een aangestoken brand bij een pizzeria en nog veel meer incidenten. “Je kunt er op twee manieren mee omgaan”, vertelt Bonny terwijl ze een slok van haar koffie neemt. “Of je kunt je kop in het zand stoppen, of je probeert je steentje bij te dragen”. “Ik woon zelf in deze wijk, ik heb hier mijn zoon grootgebracht, ik vind het dan belangrijk om iets voor de wijk te doen”. Al gauw raken Annemiek en Bonny verstrikt in een kritisch gesprek over de keuken in het buurthuis. Het zou volgens Annemiek verstandig zijn als de gemeente hierin zou investeren, Bonny is het hier duidelijk mee eens. Terwijl ze doorpraten drinken ze hun koffie op. Het is tijd om de straat op te gaan.  

 Een dikke jas, een muts en wanten zijn geen overbodige luxe terwijl ze door de straten van Welgelegen lopen. Annemiek en Bonny lopen stevig vooruit. Ze kennen deze wijk, dat is duidelijk. Al gauw stoppen ze bij een ondergrondse container. Er ligt veel afval omheen. “Zonde”, zegt Annemiek terwijl haar adem te zien is. “Door dit soort verloedering van de wijk blijft het beeld van de wijk negatief”, voegt ze eraan toe. Bonny vertelt dat dit ook vaak voor haar huis gebeurt. Haar oplossing is dan om het zelf op te ruimen. Deze keer laten ze het liggen, met een stevige pas lopen ze de straat uit, op naar de volgende. Ze passeren een huis en vertellen een verhaal over de vrouw die daar woont. Jarenlang was ze aan het ‘hoarden’. Het dwangmatig bewaren van allerlei voorwerpen. “Dat is dan een situatie waarin wij helpen”, vertelt Annemiek. “Door het gesprek met haar aan te gaan en de juiste contactpersonen in de zorg of in de gemeente met haar te verbinden hebben we ervoor kunnen zorgen dat de situatie nu veel beter is”.  

Om de twee weken staan Annemiek en Bonny samen met een derde persoon in buurthuis Welgelegen om buurtbewoners op te vangen. Soms drinken ze koffie met elkaar, soms koken ze voor elkaar en soms wordt er ondersteuning geboden bij allerlei zaken. Het is een belangrijke schakel tussen de gemeente en buurtbewoners. Een laagdrempelige manier van zorg bieden. Terwijl de rondleiding wordt voortgezet, lopen de twee vrijwilligers langs het buurthuis. “Daar gaan we maar niet naar binnen”, grapt Bonny. “Daar komen we al vaak genoeg”, voegt Annemiek er lacherig aan toe.  

 Na een klein halfuurtje de kou te hebben getrotseerd lopen ze weer richting Annemieks huis. Beide vrouwen hebben haast, ze moeten werken. Bij hun ‘normale’ baan dan. Bonny neemt gauw afscheid en verdwijnt in een zijstraat. In alle hectiek vergeet Annemiek bijna de deur van de achtertuin van het slot te halen. “Had je toch nog bijna naar huis moeten lopen”, zegt ze met een knipoog.