Hoe de bibliotheek voor leesbevordering zorgt
In Nederland zijn ongeveer 1,3 miljoen mensen boven de 16 jaar laaggeletterd. Dit betekent dat 7,5 procent van de bevolking moeite heeft met lezen en/of schrijven. Waar dit probleem kan worden aangepakt zijn de meningen over verdeeld. Volgens Astrid van Dam, adviseur Jeugd & Onderwijs bij de Bibliotheek Hengelo, ligt de mogelijkheid in het basisonderwijs. “De basis wordt gelegd in het onderwijs, vervolgens moet je jezelf blijven voeden en inspireren. Om je te kunnen redden in de samenleving moet je kunnen lezen. Die eerste kilometers maak je in je jeugd.” Maar hoe pak je leesbevordering aan?
Emma Draatjer is vierdejaars pabo-student en schrijft haar eindscriptie over leesbevordering bij kinderen. Zij vindt dat leerlingen moeten worden gestimuleerd om te lezen.“In de tijd dat ik stageliep in groep drie, had ik een meisje in de klas die voor de vakantie heel erg goed was in lezen. Toen ze na de vakantie terugkwam in de klas merkte ik dat ze heel erg achteruit was gegaan. Het plezier en de motivatie was ver te zoeken. Mijn mentor is toen met het meisje gaan zitten en we hebben veel geoefend. Ik gaf haar leuke boekjes mee naar huis en het lezen ging steeds beter. Lezen was weer leuk voor haar en ze wou steeds meer lezen.’’ Het effect wat in dit voorbeeld duidelijk naar voren komt heet ook wel het Mattheuseffect. De kinderen die het leuk vinden om te lezen worden beter en willen meer lezen, terwijl de kinderen die lezen minder leuk vinden achteruitgaan.
“Als je lezen leuk vindt ga je meer lezen, word je beter en ga je automatisch lezen nóg leuker vinden.”
Lezen moet leuk zijn
Dat lezen op de basisschool leuk moet zijn is niet alleen bij Emma opgevallen. Ook Astrid benadrukt dat het leuk vinden van lezen het begin is. Astrid noemt het ook wel het aanzwengelen van de opwaartse spiraal. Het begint allemaal met een sleutelboek. Dit boek is voor jou de reden dat je nog meer wilt gaat lezen. Het kan een boek zijn dat je erg interessant vindt of waarvan je het verhaal heel erg mooi vindt. “Een sleutelboek is de sleutel naar meer lezen, meer verhalen, meer taal en meer woorden. Als je lezen leuk vindt ga je meer lezen, word je beter en ga je automatisch lezen nóg leuker vinden. Er is een spiraal dat aangezwengeld moet worden. Een voorbeeld; Als jij telkens van je paard valt ben je al snel klaar met paardrijden. Je hebt gewoon een succeservaring nodig en zo’n sleutelboek kan daarvoor zorgen. Je wilt meer van dit soort ervaringen hebben.’’
Het motiveren van kinderen om te lezen dus. Een sleutelboek vinden. Maar hoe kan je voor leesbevordering zorgen op de basisschool. Een organisatie zoals een bibliotheek kan een belangrijke rol spelen in het basisonderwijs. Er zijn al verschillende scholen in Overijssel die een samenwerking met bibliotheek zijn aangegaan. Astrid denkt dat dit een goede stap is. Ze is zelf mede-ontwikkelaar van de landelijke aanpak de Bibliotheek op school, waarbij school en bibliotheek structureel samenwerken op leesplezier en leesbevordering. Inmiddels werken bijna alle bibliotheken in Nederland volgens deze aanpak samen met basisscholen. De eerste stap in zo’n samenwerking is een fysieke bibliotheek in de school zelf. Astrid denkt dat met een bibliotheek in de school, alle drempels om naar de bibliotheek te gaan, worden weggenomen. “Hoe dichter het boek bij het kind is, hoe eerder hij het zal pakken. Het gaat erom dat je zo veel mogelijk boeken in het zicht van de kinderen hebt, zodat het normaal wordt. Alles wat de school al qua materiaal heeft, voegen we samen met nieuw materiaal van de bibliotheek.” Door het ruime aanbod van een bibliotheek zijn er genoeg boeken waar de kinderen uit kunnen kiezen. Ieder kind zou zo in principe zijn of haar sleutelboek moeten kunnen vinden.
Ook Emma ziet dat een groter aanbod van boeken ervoor zorgt dat kinderen meer gemotiveerd zijn om te lezen. Een bibliotheek in haar school zou ze wel zien zitten. “Als je het hele jaar hetzelfde aanbod hebt wordt het echt saai. Als je bijvoorbeeld eens in de zoveel tijd naar de bibliotheek gaat, kiezen de kinderen boeken die ze zelf willen. Dit zorgt er denk ik voor dat ze liever willen gaan lezen. Ik liep ook wel eens stage op een school waar ze elke maand naar de bibliotheek gingen, dat vonden ze echt geweldig. Ze werden altijd zo enthousiast. Op mijn school zijn er ook veel ouders die geen tijd hebben om naar de bibliotheek te gaan dus dan is zoiets perfect. Ik denk dat de bibliotheek een school veel te bieden heeft.”
Voltooien van de leescirkel
Met alleen een grote aantrekkelijke bibliotheek centraal in de school ben je er nog niet. Binnen de aanpak ondersteunen leesconsulenten van de bibliotheek de leerkrachten in alles wat met lezen te maken heeft. Deze leesconsulenten bieden werkvormen aan om een zogenoemde leescirkel te leren doorlopen. Astrid legt uit hoe deze leesconsulenten dit doen. “Ten eerste laten de consulenten de kinderen kennis maken met verschillende boeken. Welke boeken kennen ze al, en wat vinden ze leuk? Daarna laten de leesconsulenten werkvormen zien aan de leerkrachten voor het voorlezen en vrij lezen. Als laatste is het erg belangrijk om te praten en reflecteren over wat je hebt gelezen. Zo leer je de woorden uit het boek gebruiken en vergroot je de woordenschat. Zo’n leesconsulent heeft veel ervaring met boeken en weet veel van leesbevordering af. We zeggen ook wel eens; de leerkracht heeft verstand van leren en wij hebben verstand van lezen. Een leesconsulent is echt een voorbeeldrol voor de leerkracht.”
Maar hoe gaat dit in de praktijk? Kan de bibliotheek echt een grote rol spelen in de leesbevordering van kinderen? Esther Maring is leerkracht in groep 8 van basisschool de Akker in Hengelo en heeft positieve ervaringen met de samenwerking tussen de bibliotheek en het basisonderwijs. “We krijgen genoeg goede begeleiding en er wordt ook overlegd over het aanbod van boeken. De kinderen hebben zo veel meer mogelijkheden om boeken te lenen. De kinderen zijn enthousiast en ze willen zelfs nog wel meer aanbod aan boeken. Het leesplezier stijgt zeker maar de kinderen moeten wel nog steeds gestimuleerd worden. Ik denk zelf dat dit vanuit huis nog wel veel meer kan worden gedaan. Elke dag een kwartier lezen zou al heel wat zijn, in plaats van drie kwartier achter de Playstation.”
Emma denkt ook dat er thuis nog heel wat kan worden gedaan om kinderen te stimuleren. “Waar ik nu lesgeef speelt de thuissituatie een grote rol in de achterstand van het lezen bij de kinderen. Soms geven we een boekje mee aan een kind die een beetje achterloopt. Dan wordt er vervolgens thuis tegen het kind gezegd; ik heb geen tijd om met je te gaan lezen, ga maar op de iPad. Op school probeer je het aan te bieden maar het blijft wel lastig als er thuis niet gestimuleerd wordt.”
“Er moet duidelijk worden gemaakt hoe belangrijk lezen is, want je moet uiteindelijk kunnen lezen om je te redden in de samenleving.”
Nog een lange weg te gaan
Er kan nog veel ontwikkeling worden doorgemaakt in de samenwerking tussen de bibliotheek en het onderwijs volgens Astrid. “De samenwerking staat of valt bij het enthousiasme van de school en de leerkracht die ook zijn rol heeft in de leescirkel. De verhalen zijn positief daar waar de scholen bereid zijn te investeren, want met alleen een leesconsulent die soms langskomt kunnen we niet het verschil maken. Je moet ook als leerkracht er bewust van zijn hoe belangrijk het is om die stappen te maken en om de kinderen aan het lezen te krijgen. Ik vind dat hier ook een verantwoordelijkheid ligt bij de Pabo’s en wat zij in de opleiding aanbieden over leesbevordering en jeugdliteratuur. Er moet duidelijk worden gemaakt hoe belangrijk lezen en jouw rol als leerkracht is, want je moet uiteindelijk kunnen lezen om je te redden in de samenleving.
Ik zie de toekomst in feite erg rooskleurig, want de noodzaak wordt steeds duidelijker. Er is een landelijk Leesoffensief om te zorgen dat er beter wordt samengewerkt tussen gemeente, onderwijs en bibliotheken. We moeten er samen voor zorgen dat de laaggeletterdheid teruggedrongen wordt. Hier hebben we elkaar bij nodig. Geld, mensen en de juiste attitude. Het gaat de goede kant op, maar we zijn er nog niet.”