In de ruïnes van de stad

Jan paast de bal naar zijn broer. Het was een zonnige dag in april in 1944. Weekend voelde niet meer als vroeger. Toen mochten ze nog naar school. De voortdurende oorlog heeft ervoor gezorgd dat dit niet meer kan. Sommige scholen in Zutphen hadden schuilkelders, maar de school van Jan had dit niet. Zij moesten bij het luchtalarm onder de banken zitten. Jan vond dat allemaal wel best. In Zutphen werden tot nu toe alleen maar mensen opgepakt. De hele oorlog was Zutphen nooit echt een doelwit geweest. Daarnaast was dit nu het ‘normaal’ waar ze mee moesten leven. Jan wist zelfs als 9-jarige dat het maar beter was om dit gewoon te accepteren.

“Niet zo hard!” roept Jan naar zijn broer die de bal terugpaast. “Leer beter voetballen, Jan” zegt zijn broer. “Moet ik pa weer vertellen dat je gemeen aan het doen bent?” Jan haalt zijn armen over elkaar heen om zo zijn broer te laten zien dat hij wel raad weet met zijn gemene woorden. De vriendjes uit de buurt lachen. Zij zijn deze discussies tussen Jan en zijn broer inmiddels wel gewend. “Jij moet je leren om je mond te houden. Je bent intussen negen en dus oud genoeg om…” Zijn zin wordt abrupt onderbroken door een laaiend geluid. Het luchtalarm. “Het zou wel weer niks zijn,” zegt de broer van Jan.

Met tegenzin gaan de jongens naar de schuilkelder. Jans oom heeft een fabriek met twee schuilkelders. Eentje voor de medewerkers van de fabriek en eentje voor familie. In deze schuilkelder is zelfs een wc te vinden. Dit is in tegenstelling tot andere schuilkelders een enorm privilege. Jan gaat naast zijn moeder zitten en pakt haar hand vast. Ondanks dat het luchtalarm wel vaker afging, bleef het allemaal eng. Het gepraat van de familie stopt abrupt door het geluid van keiharde knallen. Boem. Boem. BOEM. Jan wist meteen dat deze keer heel anders was dan andere keren. Hij legt zijn hoofd in zijn knieën en hoopt dat het snel stop.  De harde knallen gingen nog een kwartier door. Ineens is het stil. Jan haalt langzaam zijn hoofd omhoog en kijkt om zich heen. Hij ziet zijn hele familie nog zitten. Iedereen leeft nog, denkt hij.

De familie wacht nog een half uur voordat ze uit de kelder gaan. “Kom we gaan kijken wat er is gebeurd,” zegt de opa van Jan. Meestal mocht dit niet, maar omdat het met opa was mocht het dit keer wel. Jans opa pakt Jan aan zijn ene hand vast en de broer van Jan aan zijn andere hand. Jan wist niet wat hij moest verwachten van wat hij buiten te zien zou krijgen. Eén stap naar buiten liet de ravage die achter gelaten is zien. Ingestorte gebouwen en huizen vulde het plein waar ze een uur geleden nog aan het voetballen waren. In de binnenstad stonden er nog gebouwen in de brand. Mensen rende en brulde er op los terwijl een groep mannen de brand probeerde te blussen. Het was complete chaos. Door al het lawaai werd het al snel duidelijk. De brug was gebombardeerd. “Waarom zouden ze per ongeluk de brug bombarderen?” vraagt de broer van Jan aan opa. “Ik denk niet dat dit per ongeluk was, jongen,” Jans opa zucht, “we moeten hier weg.” Jan heeft geen lichaam gezien tijdens de wandeling. Waarschijnlijk omdat opa dit heeft weten te voorkomen. De gevonden lichamen werden in kisten gelegd. Er waren kisten te weinig waardoor sommige gemaakt werden van het hout die gevonden was in de ravage. Op één kist lag een bruidsboeket. Deze vrouw was net een week geleden getrouwd geweest.

Het bombardement was kort, maar heeft immens veel schade aangericht. Er was niks meer in Zutphen. Jan en zijn familie trokken tijdelijk naar Lochem. Inmiddels was de moeder van Jan bevallen van een broertje. De tijd in Lochem ging langzaam. Jan weet niet meer wat hij in die tijd allemaal gedaan of niet heeft gedaan.

April 1945. Onder de rivier was Nederland al een tijdje bevrijd. Jan en zijn familie zitten al een week in de schuilkelder. De schuilkelder in Lochem was aangesloten aan de schuilkelder van de buren waardoor hij heel ruim was. Ook hadden ze wederom toegang tot een wc. Het geluid van harde knallen ging de hele dag door. Iedereen was de oorlog zo ongelofelijk beu. Niemand wist wanneer de geallieerden ze eindelijk zou bevrijden.

Langzamerhand werden kleine dropjes en steden in de Achterhoek bevrijdt en op 3 april waren Zutphen en omstreken aan de beurt. Jan had de verhalen gehoord van de feesten die overal in het westen te vinden waren na de bevrijding. Hij had zich er in tijdens de tijd in de schuilkelder zelfs op verheugt. Toen ze na die lange week eindelijk uit die schuilkelder mochten werden Jan en zijn familie niet begroet door grootse feesten en een stoet van Canadezen en Amerikanen, maar door de keiharde realiteit van wie ze in deze tijd allemaal zijn verloren door het geweld.

De bevrijding was geweest en Jan en zijn familie trokken weer terug naar Zutphen. De sfeer was dood. Ondernemers waren verhuisd naar een stad die niet kapot was gebombardeerd en de meeste mensen waren, net zoals Jan en zijn familie, ergens anders naar toe gegaan. De stad moest weer worden opgebouwd. Iets wat de vader van Jan met liefde wilde helpen.

80 jaar later weet Jan nog steeds te vertellen over deze dag. Inmiddels is hij 89 jaar. Zijn geliefde vrouw is al vier jaar overleden. Hij zit in zijn stoel en hij drinkt een kopje koffie. Op de tafel ligt een grote speculaas molen. 80 jaar geleden is de stad waar hij in is opgegroeid gebombardeerd. 80 jaar geleden zag hij de ravage die was achter gelaten door de bommen. 80 jaar geleden stond zijn leven op zijn kop. Jan is blij dat hij de chaos na de bommen heeft gezien. Hij heeft geen last meer van de beelden van dat moment dat hij met opa en zijn broer door de straten liep en de chaos die achtergelaten was zag. Jan gelooft dat dit bombardement geen vergissing was, net zoals zijn opa dat had gezegd toen ze naar buiten gingen.

Jan neemt nog een slok van zijn koffie en denkt terug aan die zonnige zaterdagmiddag in 1944. Wat wilde zijn broer eigenlijk aan hem vertellen tijdens het voetballen? Jan lacht en zakt in zijn stoel. Zoiets wil hij nooit meer meemaken.