“Je hebt wel een verplichting”

Piep, piep, piep, Jan Bosch springt op uit zijn bed. Zijn brandweerpak en schoenen staan al netjes klaar naast zijn bed. Hij pakt zijn telefoon, sleutels en de pager. Zijn vrouw gaat ook het bed uit en doet alle deuren alvast open en alle lichten in het huis aan, alles zodat hij zo snel mogelijk weg kan. Op zeshonderd meter afstand van zijn huis staat de brandweerkazerne, waar Jan binnen 2,5 minuut moet zijn. Is hij te laat of zijn zijn collega’s er al eerder, dan heeft hij pech en kan hij weer terug naar huis.

Samen met zijn zwager begon Jan in 2001 als vrijwilliger bij de brandweer. Zijn zwager gaat naar de kazerne in Den Ham, terwijl Jan in Vroomshoop de kazerne leidt. De hechte band met zijn team is belangrijk om goed samen te kunnen werken, ook in de moeilijkste en meest stressvolle situaties. Het voelt voor hem als een kameradengroep.

De brandweermannen stormen de kazerne in enkele minuten binnen. De wagen in. En wegwezen. Onderweg lezen ze de kladblokregels, hierin staat de belangrijkste informatie die binnenkomt vanuit de alarmcentrale. Er is een ongeval gebeurt op de N36, de brandweer is als eerste ter plaatse. De situatie is chaotisch. De brandweermannen vormen een sterk team en gaan met volle kracht de onvoorspelbare situatie in. Twee auto’s hebben elkaar hard geraakt. De wrakken zijn door de verblindende lichten van omstanders amper te onderscheiden van de rest van het verkeer. Het technisch team gaat samen met de bevelvoerder schouwen. Jan brengt de andere auto’s tot stilstand. Ondertussen komt ook de ambulance met loeiende sirenes aan. Er zijn twee voertuigen betrokken bij het ongeval, één van de slachtoffers is zwaargewond en wordt ondertussen al behandeld door het ambulancepersoneel, maar de ander zit nog bekneld in de auto. Elke seconde telt.

Een grote ijzerschaar wordt erbij gepakt, een krachtig gereedschap dat al vele levens heeft gered. Het geluid van het krakende metaal mixt zich met de sirenes van alle hulpdiensten die aanwezig zijn. Als de schaar er weer uit wordt gehaald, gaan de brandweermannen met zekerheid en een rustige toon in hun stem aan de slag om het slachtoffer uit de beknelling te halen. Als het gat groot genoeg is, kunnen de ambulancebroeders erbij. De persoon wordt onderzocht en uit de auto gehaald. Als het slachtoffer eenmaal in de ambulance wordt afgevoerd, haalt Jan diep adem en klopt hij een andere brandweerman op de rug.

Jan vindt dat het belangrijk is om de slachtoffers ter plekke uit de auto te halen en niet pas in de kazerne. Als hij langs de plekken rijdt van ongevallen, komen er herinneringen boven. Dit wil hij niet in de kazerne, daar komt hij te vaak.

Als de weg weer vrij is en het verkeer weer kan rijden, keren de brandweermannen terug naar de kazerne. In de auto is het stil, de brandweermannen zeggen niks tegen elkaar, ze kijken alleen maar naar beneden. Als ze terugkomen bij de kazerne lopen ze allemaal naar boven. In de kantine is de nabespreking, een kameraadschap, zoals Jan het noemt. Ze gaan om de tafel zitten en reflecteren op hun optreden. Dit is niet het enige wat besproken wordt, ook de emotionele impact is onderdeel van het openhartige gesprek. Hier kunnen ze hun gevoelens delen, zonder oordeel of terughoudendheid. Zo worden ze samen sterker en kunnen ze de zwaarte van hun werk samendragen.

 

Keerzijde

Brandweerman zijn heeft al veel gevraagd van Jan. Hij heeft veel moeten laten voor zijn vrijwillige beroep. Hij was zes jaar lang de enige bevelvoerder in Vroomshoop en moest altijd paraat staan. Hij moest in de buurt zijn. Hij moest verjaardagen overslaan. En leuke uitjes verder weg, zaten er ook niet in. Op dat punt heeft Jan overwogen ermee te stoppen, want het vroeg teveel van zijn persoonlijke leven. Het was een lastige overweging, want zijn team in de steek laten voelde ook niet goed. Dit is nu gelukkig wel anders, er zijn weer meer bevelvoerders. Hierdoor kan Jan weer wat vaker weg en leuke dingen doen met zijn vrouw.