Narratief verhaal: een tweede kans

Ik ben De Klomp. Ooit waren mijn hallen een plek vol modderige schoenen, geurige bitterballen en jonge stemmen die schreeuwden om te winnen. Mijn muren hoorden ooit gelach, fanatieke strijdkreten en het doffe gejuich van een doelpunt. Maar die tijd is voorbij. Geen voetballen meer, geen modder op mijn vloeren. Of dat dacht ik.

Tot zeven jaar geleden. Toen kwam Senan. Hij zag iets in mij dat ik zelf nog niet had ontdekt: een tweede leven. Een tweede kans. Net zoals de mensen die nu door mijn deuren komen. Sommigen zijn verslaafde, andere werkloos, in een uitkering, ziek of komen uit een ander land, zoeken gezelschap of mentale rust. Als methode bestaat het netwerkcentrum in Leeuwarden al vijftien jaar. Wat begon met drie mensen is uitgegroeid tot een netwerk waar 9.000 mensen door geraakt worden. Voor de meeste van hen moet hun zorg laagdrempelig zijn. Zij zitten niet te wachten op karige spreekkamers, waarbij een psycholoog aandachtig notities maakt en sussend knikt. Of ze zitten er wel op te wachten, maar dit duurt lang. Heel lang. Dus wat hebben ze nu nodig?

Maar ik, een gebouw, wat kan ik doen? Er is altijd wel iemand die de ander een glimlach schenkt. Dit verwarmt me. Toch zijn er mensen die mij niet begrijpen. Vooral bij sommige ambtenaren zie ik vaak bedenkelijke blikken en gefronste wenkbrauwen wanneer ze langskomen. Mijn methode van werken zonder traditionele hiërarchie voelt voor sommigen ongrijpbaar. Het past niet in hun kaders en spreadsheets. Ik hoor ze fluisteren over “gebrek aan structuur” of “risico’s.”

Er is hier slechts een echte werknemer. De CEO en coördinator Senan. Hij loopt van vrijwilliger naar vrijwilliger in mijn hallen. Hulpverlener Elizabeth van Amaryllis is te vinden bij de achterste tafel in de kantine. “70% van andere vrijwilligers zijn meestal mensen die hulp nodig hebben. 30% van de vrijwilligers zijn mensen die hier ooit hulp zochten en nu andere helpen”, vertelt Senan. Neem bijvoorbeeld Eric. Hij is nu in dienst bij de gemeente, maar werkt natuurlijk bij mij. Vaak is hij in de studio te vinden, waar hij aan onze podcast werkt. Zijn collega Nathan heeft nu een gesprek achter gesloten deuren met een oudere man, om te kijken wat hij voor hem kan doen. Allemaal zijn het mensen die anderen raken. Zo ontstaat er een kippenhok in de tuin, kunstateliers met hulpverleners en lessen voor mensen voor wie Nederlands een tweede taal is.“Kan niet bestaat niet”, zegt Senan tegen de vrijwilligers. Er zijn ook genoeg andere mensen die hun steentje bijdragen zoals de studenten van social work.

Ik ben heel blij met hun allemaal. Het is zo mooi om te zien dat mensen komen en gaan. Dat is mijn grootste trots: dat iedereen die gaat op hun pootjes terechtkomen. Zelfs als ik ze nooit meer zie. Zo denkt Senan er ook over. “Mensen moeten het gevoel hebben dat ze er toe doen en dat dit ook werkelijk zo is, dat ze meer een gevoel van zelfvertrouwen en eigenwaarde krijgen en dat ze het durven.”

Eigenlijk hoorde ik een tijdelijk onderdak te zijn. Een onderdak voor een jaar. Bij mij in de kantine is het droog als er een stortbui is, maar achterin bij de kapster, die zich bevindt in een van mijn vele kamers, drupt de regen nog wel naar binnen. Dan kan het net een zwembad zijn. Nu is het mijn buurt om te vertrekken. Niet dat ik weg kan lopen. Zelfs als ik dat zou willen, heb ik geen benen om mee over straat te banjeren. Nee, ik heb hier lang genoeg gestaan. Nu zal op mijn grond nieuwe huizen worden gebouwd, een plek voor jong en oud. Het zal prachtig worden, al zal ik iedereen van Netwerkcentrum Leeuwarden wel gaan missen. Zij worden niet gesloopt zoals ik, maar ze trekken in bij mijn broertje het Camminghaburen Stadium.

Ik werk zoals mensen mij nodig hebben. Niemand hoeft hier ingeschreven te staan of op wachtlijsten te komen. Iedereen is gelijk en is er voor elkaar, maar mensen moeten zelf willen. “Mensen moeten het gevoel krijgen dat het werkelijk zo is dat mensen nodig zijn en dan gaat hun zelfvertrouwen en eigenschap ook omhoog”, legt Senan uit. Ik kan het zelf niet beter verwoorden. Ik ben een plek van veiligheid, die mensen gebruiken voor zelfontplooiing.  Geen bevelen van bovenaf, maar samenwerking en vertrouwen van onderaf. Het is geen traditionele manier van werken, maar het is een manier die resultaten oplevert.

Senan, mijn trouwe gids, draagt de eindverantwoordelijkheid met kracht en toewijding. “Als er iets fout gaat, neem ik het op mij,” zegt hij vaak, en dat doet hij ook. Het geeft iedereen hier de moed om risico’s te nemen, om fouten te maken en ervan te leren. Dat maakt mijn hallen een plek van experimenteren en groeien, zonder angst voor falen. Senan’ filosofie zorgt ervoor dat mensen zichzelf durven uitdagen. Ze proberen nieuwe dingen, helpen anderen, en ontdekken vaardigheden waarvan ze niet wisten dat ze die hadden. Het is zo bijzonder: mensen die uit hun schulp durven kruipen en hun potentieel verwezenlijken. Het lijkt simpel, maar het is zo krachtig. Ik krijg er tranen in mijn ogen van.

Mijn tijd als De Klomp loopt ten einde, maar mijn verhaal is nog lang niet voorbij. Hier, in mijn hallen, heb ik gezien hoe mensen boven zichzelf uitstijgen, hoe ze kansen grijpen en hoe een gemeenschap elkaar opbouwt. Van een simpele voetbalclub naar een levendig netwerkcentrum, ik ben een plek geworden waar alles werkelijk kan. Het was niet altijd makkelijk, maar samen met Senan, de vrijwilligers, en mijn partners zoals de gemeente en Amaryllis, heb ik bewezen dat zorg laagdrempelig, krachtig en mensgericht kan zijn. Toch, ondanks alle successen, stuit onze aanpak soms op onbegrip. Daarom blijf ik proberen. Elke stap die ik zet in het overbruggen van deze kloof, maakt mij sterker.

Nu geef ik het stokje door aan mijn broertje, het Camminghaburen Stadium. Ik weet zeker dat zij ook daar harten zullen blijven raken en levens zullen veranderen. Het idee dat ik een plek ben geweest waar mensen zich veilig voelden, waar ze lachten, groeiden en een nieuwe start vonden, maakt mij trots. Hoewel mijn muren straks plaatsmaken voor nieuwe woningen, blijft mijn verhaal een voorbeeld van hoe gebouwen meer kunnen zijn dan stenen en cement. Ze kunnen een thuis zijn, een kans, een nieuw begin.